Ziekenhuizen ook deels btw-plichtig?
De sinds 1 januari 2022 gewijzigde btw-vrijstelling voor de medische zorg heeft ook zijn gevolgen voor het btw-regime van de ziekenhuizen. Welke impact heeft dat precies?
De sinds 1 januari 2022 gewijzigde btw-vrijstelling voor de medische zorg heeft ook zijn gevolgen voor het btw-regime van de ziekenhuizen. Welke impact heeft dat precies?
I. Tweevoudige impact voor de ziekenhuizen
A. Alleen vrijgesteld van btw indien therapeutisch
Sinds 1 januari 2022 is de btw-vrijstelling voor medische zorg niet langer afhankelijk van de hoedanigheid van de zorgverlener, maar wel van de aard van de prestatie die verricht wordt.
Ook voor ziekenhuizen geldt voortaan als regel dat de btw-vrijstelling nog enkel van toepassing is op ingrepen en behandelingen met een therapeutisch doel. Al wat geen therapeutisch doel heeft, is m.a.w. onderworpen aan het normale btw-tarief van 21%.
Wat dus geldt voor de artsen en de paramedici, geldt op een gelijkaardige wijze voor ziekenhuizen, psychiatrische inrichtingen, enz. Ook zij zullen hun diensten enkel nog van btw kunnen vrijstellen als er een therapeutisch doel aan verbonden is.
B. Ook impact op de andere diensten en leveringen door ziekenhuizen
In een ziekenhuis worden doorgaans tal van diensten aangeboden en die zijn uiteraard lang niet allemaal medisch. Denk aan het aanbieden van een televisie op de kamer. Al die diverse diensten zullen nu in principe aan btw onderworpen worden, tenzij ze dus een therapeutisch doel zouden beogen.
Vooraldiensten aan niet-patiënten zullen in principe met btw zijnwant die hebben bijna per definitie geen therapeutisch doel. Denk vooral aan de diensten of leveringen ten behoeve van de bezoekers van patiënten in het ziekenhuis.
II. Wat is therapeutisch?
A. Algemene regel
Voor de ziekenhuizen geldt dezelfde definitie als voor de individuele zorgverlener. Prestaties met therapeutisch doel zijn m.a.w. verrichtingen die tot doel hebben om de diagnose, de behandeling, de verzorging en, voor zoveel mogelijk, de genezing van ziekten, letsels, aangeboren afwijkingen of andere gezondheidsproblemen te verwezenlijken. Ook handelingen die de bescherming, het behoud of herstel van de gezondheid voor ogen hebben, vallen hieronder (HvJ, 10.09.2002, C-141/00, Kügler; HvJ, 06.11.2003, C-45/01, Dornier; HvJ, 21.03.2013, C-91/12, PFC Clinic AB).
Bij sommige verrichtingen zouden niet-medici, lees: btw-controleurs, al weleens durven twijfelen aan het therapeutische karakter ervan natuurlijk. Onder meer daarom werd inmiddels verduidelijkt dat volgende prestaties onmiskenbaar een therapeutisch karakter hebben en bijgevolg nog steeds vrijgesteld zijn van btw:
· medische verrichtingen in verband met vruchtbaarheid en zwangerschap;
· laserbehandeling van de ogen;
· medisch onderzoek uitgevoerd door een cardioloog in het kader van de aansluiting bij een sportclub.
Niet-therapeutische zijn nog altijd in de eerste plaats de zuiver esthetische ingrepen en daarnaast ook de behandelingen die niet in aanmerking komen voor een terugbetaling door de verplichte ziekteverzekering. Daarnaast hebben ook onder meer de volgende prestaties geen therapeutisch karakter en zijn zij dus aan de btw onderworpen:
· in groep georganiseerde babymassages door vroedvrouwen;
· medisch onderzoek uitgevoerd door een arts in het kader van het bekomen van een levensverzekering.
B. Wie beoordeelt of een prestatie therapeutisch is of niet?
In een ziekenhuiscontext is het enkel aan de zorgverlener die de prestatie verricht om te beoordelen of er al dan niet een therapeutisch karakter aanwezig is en die dat desgevallend ook moet motiveren (circulaire 2021/C/114, 20.12.2021, 3.2.3.). Die bevoegdheid komt niet toe aan de btw-controleur.
Die beoordeling moet gemotiveerd worden via of in het patiëntendossier. Het therapeutische karakter van een ingreep moet dus zeker niet gemotiveerd worden op een afzonderlijk document.
Die motivering moet niet gebeuren als de ingreep of behandeling voorkomt in de RIZIV-nomenclatuur of gebeurt op voorschrift van een arts. In die gevallen geldt er een vermoeden dat er een therapeutisch karakter aanwezig is.
III. Wat met de andere diensten en goederenleveringen?
A. Vrijstelling onder strikte voorwaarden
De zgn. andere diensten en goederenleveringen die een ziekenhuis aanbiedt aan patiënten en bezoekers, kunnen nog wel vrijgesteld zijn van btw, maar dan gelden er dus specifieke voorwaarden.
Eerst en vooral is vereist dat de diensten en/of de leveringen onontbeerlijk zijn voor het bereiken van de therapeutische doelstellingen van de ziekenhuisverpleging en de medische verzorging. Vereist is verder dat deze bijkomende diensten of leveringen niet als hoofddoel hebben om extra inkomsten te verschaffen aan het ziekenhuis, want anders zouden ze concurrentieverstorend zijn ten aanzien van gewone commerciële ondernemingen.
Dat gaat dan in de eerste plaats om het verstrekken van eten en drank aan de patiënten van het ziekenhuis zelf. Dat is uiteraard onontbeerlijk voor een goede genezing. Hetzelfde geldt ook voor het verstrekken van genees- en verbandmiddelen aan ziekenhuispatiënten.
B. Wat zijn dan de niet-vrijgestelde diensten of leveringen?
Btw-vrijstellingen die we kenden in het verleden komen plots te vervallen (circulaire 2021/C/114, 5.4.3.). We halen de belangrijkste even aan.
De terbeschikkingstelling van internet, een televisie of telefoon tegen betaling in de kamer van een patiëntis niet langer vrijgesteld van btw.
Ook ziekenhuisparking wordt duurder want die is voortaan ook onderworpen aan btw. De voormalige regeling dat de btw-vrijstelling wel van toepassing is als de ziekenhuisparking enkel toegankelijk is voor patiënten, bezoekers en de personeelsleden van het ziekenhuis en dus niet voor iedereen, is dus sinds 1 januari 2022 niet langer van toepassing!
Ook kappers- en manicurediensten die binnen de muren van een ziekenhuis, verricht tegen betaling voor patiënten, zijn niet langer vrijgesteld van btw, behalve als ze verricht worden bij oncologische patiënten.
Het uitbaten van een drank- of eetgelegenheid in het ziekenhuis is ook niet langer vrijgesteld van btw. In feite wordt die cafetaria nu volledig gelijkgeschakeld met een commerciële horecazaak. De tolerantie dat de ziekenhuiscafetaria een btw-vrijstelling kon genieten als de omzet maximaal 10% bedroeg van de vrijgestelde omzet van het ziekenhuis (beslissing E.T. 130.298, 12.09.2016) is dus niet langer van toepassing. Als de omzet uit de ter plaatse verbruikte maaltijden op jaarbasis de drempel van € 25.000 exclusief btw overschrijdt, is de ziekenhuiscafetaria ook verplicht om een witte kassa te gebruiken. Ook de ontvangsten van de bedrijfskantine zijn voortaan aan btw onderworpen. Een witte kassa is daar echter niet vereist (circulaire 2017/C/70, 06.11.2017, 2.4.).